Levie van Straten

Introductie Dietz Hagen Koblischek (van) Koelen Koenen de Meij van Schalkwijk van Straten
Parenteel Rebecca Meijer Kwartierstaat Rebecca Meijer Persoonskaart Rebecca Meijer Kwartierstaat Hans van Straten Persoonskaart Levie van Straten Persoonskaart Ernst van Straten In Memoriam In Memoriam Fotogallerij Fotogallerij Documenten Documenten
Levie van Straten
Levie van Straten, zoon van Salomon van Straten en Marianne Duis, is geboren op 13-10-1892 om 4:00 in Amsterdam. Hij is nummer 3 in een gezin van 7 kinderen: Levie is 1,73m lang, heeft zwart haar en bruine ogen. Op z'n voorhoofd heeft hij een litteken. De meetapparatuur in Ellis Island was duidelijk verre van nauwkeurig. Tijdens de boottochten in de tweede helft van 1924 varieert z'n lengte van 1,60m tot 1,68m en z'n gewicht van 66 tot 73kg. Het zou wel zo kunnen zijn dat hij afviel bij z'n eerste boottocht, want toen was hij nog 73kg, daarna 66kg. Volgens de Nationale Militie is hij 1,617m.

Nationale Militie

Levie is op 12-10-1911, 1 dag voor zijn 19de verjaardag aangewezen voor de Nationale Militie. Hij is op 7-3-1912 ingelijfd bij de 7de reg. infanterie. Volgens uitspraak 107 is hij na een herkeuring op 8-5-1912 afgekeurd wegens lichaamsgebreken op basis van artikel 100.

Naar Levie werd dit iets anders verwoord. In een afschrift van de Provinciale Adjudant in Noord-Holland van 8-5-1912 werd hij ontslagen uit de militaire dienst, omdat hij ongeschikt zou zijn. Op 4-2-1914 kreeg hij van het gemeentebestuur van Amsterdam het bewijs dat hij aan z'n militieplichten had voldaan.

Woonplaatsen
Levie was eigenlijk altijd onderweg. Of hij was op reis of hij verhuisde weer eens. In 1917 heeft hij Amsterdam verlaten. Hij is toen naar Den Haag vertrokken. In datzelfde jaar ging hij in Rotterdam wonen, maar in 1927 ging hij terug naar Den Haag. In z'n Rotterdamse periode heeft hij ook nog even in Amsterdam gewoond.

Het gezinsleven
Levie is te Rotterdam getrouwd met de minderjarige Erna Alida Anna Adriana van Roosendaal op 19-9-1917. Hij trouwde trouwens op huwelijkse voorwaarden, welke opgesteld zijn op 18-9-1917 door Anton Georg Berkel te Den Haag en op 25-9-1917 ter griffie ingeschreven zijn bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. Exact een jaar na z'n huwelijk werd hun enige kind geboren te Rotterdam. Levie was een echte familieman, hoewel dat moeilijk te combineren is met werk op zee. Op het land was hij echter onrustig. Hij moest varen. Zijn vrouw is tijdens de boottochten van Levie nog wel eens vreemd gegaan. Wat hem verdriet deed. Zij beschuldigde hem er van dat hij ook vreemd ging tijdens zijn bootreizen, maar dat heeft hij altijd ontkend.

Loopbaan
In zijn Amsterdamse periode heeft hij gewerkt als winkelbediende. Bij de Nationale Militie (uiterlijk 12-10-1911) en bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden was hij musicus. Hij heeft daar trouwens geen opleiding voor gevolgd. Later was hij werkzaam in de vaart bij de Holland Amerika Lijn en de Rotterdamsche Lloyd. Hij speelde viool en soms ook piano. Wanneer hij begon met varen is niet duidelijk. Volgens z'n laatste monsterboekje van 22-12-1937, afgegeven te Rotterdam, begon hij z'n zeemansloopbaan in juni 1911. Volgens dat boekje werden zeelui jaarlijks gekeurd. Zo is hij op 20-10-1937 en 16-12-1938 goedgekeurd.

Hij begon halverwege 1924 voor de Holland Amerika Lijn als muzikant. Daarvoor was hij ook muzikant. Hij speelde toen in Amsterdam. Bij de Holland Amerika Lijn heeft hij 10 keer gevaren op de Rotterdam met bestemming Ellis Island, New York. Hij begon met een gage van fl. 100,-. Die eerste tocht begon op 30-7 op de SS Rotterdam en duurde tot 26-8. Het schip kwam al 8-8 aan bij Ellis Island. Tijdens die eerste tocht werd hij toegevoegd aan het muziekgezelschap dat al langer op de SS Rotterdam speelde. De band stond onder leiding van Johannes Marinus Gijsbertus Goos, geboren 28-11-1880 te Rotterdam, zoon van Johannes Goos en Engelina Hekking. Hij trouwde op 29-6-1904 te Rotterdam met Jacoba de Bruijn. De andere bandleden waren:

In deze periode was de band redelijk stabiel van samenstelling. Maar een enkele keer ontbrak er iemand.

Eén van de reizen begon op 3-9-1924 en eindigde op 12-9-1924. Tijdens die tocht was er familie van Levie aan boord. Louis Aron van Straten, zoon van Aron van Straten en Rachel Boas. Louis Aron en Levie hebben een gemeenschappelijke overgrootvader en overgrootmoeder, namelijk Meyer Berends van Straten en zijn vrouw Hinne Benjamins Leersmans. Louis Aron was met zijn tweede vrouw Regina Klein en z'n kinderen Rachel en Aron. Regina wordt trouwens niet op dezelfde pagina genoemd als de andere drie. Het is niet bekend of Levie en Louis Aron van elkaar wisten dat ze aan boord waren.

De laatste tocht begon op 2-9-1925. Toen verdiende hij fl. 110,-. Hij kwam op 10-9 aan en vertrok al weer op 12-9. Hij was 22-9-1925 al weer thuis. Hij is in New York overgestapt op de Rijndam. Hij had een gezwollen arm, vermoedelijk tengevolge van vroegere vrouwenziekte. Zijn gedrag, bekwaamheid en ijver werden altijd als zeer goed gewaardeerd.

Ruim een jaar later op 29-11-1926 begint hij bij de Rotterdamsche Lloyd. Bij hen vaart hij tot en met 1934 op Nederlandsch Indië. Hij is werkzaam als violist en soms ook pianist. Hij vaart op de Indrapoera, de Sibajak, de Baloeran, de Patria, de Slamat, terug naar de Indrapoera, vervolgens terug naar de Slamat en als laatste weer terug naar de Indrapoera. Die laatste tocht begint op 10-11-1934. Gewoonlijk voeren ze langs de route:

Vervolgens ging de route in omgekeerde volgorde terug. Hij speelde onder leiding van G.W. Tinkhoff samen met o.a. D. Blom. Blom was cellist. Levie verdiende toen fl. 200,-. Na de Rotterdamsche Lloyd heeft hij 1,5 jaar niet gevaren.

Op 9-5-1936 voer hij weer op de Holland Amerika Lijn. Ditmaal als kapelmeester op de Volendam. Op 21-5-1938 stapte hij over op de Rotterdam. Op 22-11-1939 zou hij wederom met de Rotterdam uitvaren, maar ditmaal werd hij afgemeerd wegens overplaatsing. Hij kwam twee dagen later op de Statendam terecht. Waarbij z'n gage terugliep van fl. 165,- naar fl. 132,-. De reden van overplaatsing is onbekend. Dit was tevens z'n laatste boottocht. Daarna was vaarde hij niet meer. Het is niet duidelijk of dit doelbewust was, maar dat zou kunnen verklaren dat hij niet opnieuw goed is gekeurd. De redenering kan echter ook omgekeerd worden: hij werd niet goedgekeurd, waarna hij dit vaart verliet.

In de tweede wereld oorlog was hij vertegenwoordiger. Waarvoor is niet bekend. Hij verdiende toen f 25,- week.

Levie heeft in New York een plaat opgenomen. Vermoedelijk was dat in de tweede periode bij de Holland Amerika Lijn. Het is niet duidelijk of hij hier de viool speelt of de piano, maar de viool lijkt waarschijnlijker. Het stuk dat hij speelde kan hier beluisterd worden:

Downloaden van de muziek kan ook:

Hij is wel eens weggebracht door z'n zoon. Wanneer dat was, is niet bekend, maar vermoedelijk was dat eind jaren dertig.

Muziek zat trouwens in z'n genen. Z'n overgrootvaders Meijer Berend van Straten en Isaac Nunes Vaz waren ook muzikant. Of zijn vader en grootvader ook muzikaal waren moet nog uitgezocht worden.

De wereldoorlogen
Aan Levie's trouwboekje is duidelijk te zien dat er schaarste heerste tijdens de eerste wereldoorlog en vlak daarna. Er staan verscheidene stempels voor de afgifte van suikerkaarten, te weten op 19-9-1918 (de geboortedag van z'n zoon) en op 28-12-1918, maar waarschijnlijk ook op 1-4-1919 en 7-8-1919, maar die data zijn niet zo goed te lezen. Er staan nog veel meer aantekeningen, maar die kan ik niet goed ontcijferen. Wel staat er een aantal keer 'melk' genoteerd, dus mogelijk was ook dat op de bon.

Tijdens WOII heeft hij in het verzet gezeten. Wat hij precies in het verzet gedaan heeft is niet duidelijk. In 1944 wordt hij opgepakt, waarna een tocht langs een aantal kampen begint.

De tocht langs de kampen
Levie's tocht langs de kampen.

  1. Op 11-7-1944 is Levie thuis op de Abrikozenstraat 111 opgepakt in Den Haag. Hij wordt overgebracht naar de arrestantenbewaarplaats van de Documentatiedienst aan het Lyceumplein te Den Haag gebracht. Hij wordt overgebracht naar Velp. Rond 16-7-1944 komt hij aan in het Huis van Bewaring in Arnhem.
  2. Op 1-8-1944 komt hij aan in kamp Westerbork. Hij werd vastgezet in barak 67, de strafbarak. Hier kwam men normaal gesproken terecht i.v.m. een vergrijp tegen de anti-joodse verordeningen. Zo iemand werd dan geregistreerd als "Häftlinge". Hij was echter geregistreerd als "Sammelschutzhaft".
  3. Op 3-9-1944 is hij op transport gezet vanuit Westerbork naar Auschwitz. Hier is hij voor tewerkstelling geselecteerd. In zijn linker onderarm werd het nummer 195386 getatoeëerd. Op 7 oktober 1944 was er een opstand in Auschwitz. Wat hij hiervan heeft meegemaakt is niet duidelijk.
  4. Op 28-10-1944 komt hij aan in kamp Stutthof (Sztutowo), 34 km ten oosten van Gdansk. Hier kreeg hij het nummer 100613.
  5. Op 17-11-1944 vertrekt hij naar het arbeidskamp Hailfingen, vlakbij Stuttgart, waar hij enkele dagen later aankomt. Er is ruim 3000 km met Levie gezeuld. Waarom hij via het noorden naar het zuidwesten is getransporteerd is een raadsel. In Hailfingen werd hij geregistreerd als nummer 40951. Het kamp was onderdeel van kamp Natzweiler. Kamp Hailfingen was opgericht in de herfst van 1944.

Kamp Hailfingen / Tailfingen
De gevangenen sliepen in een hangar circa 1 km van de landingsbaan. Ze sliepen zonder dekens. Ze lagen slechts op een hoop stroo. Een aantal van hen werkte in de steengroeve in Reusten, alwaar ze lopend naartoe gingen. Ze moesten stenen afgraven en opladen op kieplorries. Ze kregen 's morgens om 4 uur te eten, waarna ze aan het werk gingen. 's Avonds om 7 uur kregen ze pas weer te eten. Het eten bestond uit soep en brood. Veel te weinig om van te leven. Enkele Duitsers, waaronder het gezin van Metzgerei Egeler, lieten langs de weg eten vallen voor de gevangen. De gevangenen namen echter een risico door dit eten op te pakken. Sommigen, zoals de moeder van Rosemarie Sieß-Vogt, wierpen zelfs met gevaar voor eigen leven eten door of over het hek waar de gevangenen zaten.

Tevens werkten de gevangen aan de wegen, barakken, hangars en een start- en landingsbaan t.b.v. het militaire vliegveld van Taiflingen, waar de Luftwaffe een eenheid nachtjagers had gestationeerd. De nachtjagers werden in barakken ten westen en ten oosten van de landingbaan verstopt.

Op 14-12-1944 om 19:00 kwam Levie om in het kamp te Hailfingen. Kreizlaufstörung is de officiële oorzaak, maar vermoedelijk is hij van uitputting omgekomen. Het was aan het einde van de werkdag in z'n barak. Hij is op 15-12-1944 gecremeerd te Reutlingen. Zijn as is in een waterdichte plastic bak begraven. In eerste instantie werd hij met de andere gecremeerde Joden begraven bij de criminelen. Eigenlijk moest de as afgevoerd en de registratie vernietigd worden. Dat commando is echter genegeerd en de registraties zijn overhandigd aan de Franzen, nadat ze zelf een kopie hadden gemaakt. Later zijn ze herbegraven op een eigen plek. Het graf deelt Levie met 127 anderen. Later is een beeld op het graf gezet en nog later, in 2010, een lijst met namen:

  1. Konstantin Aleksandrov, 1907-1944
  2. Emanuel van Amerongen, 1911-1944
  3. Efraim Aronow, 1896-1944
  4. Jacques Baril, 1904-1944
  5. Ismeth Berhard, 1911-1944
  6. Andor Bermann, 1895-1944
  7. Istvan Biro, 1901-1944
  8. Moses Blumenstock, 1921-1944
  9. Morche Blums, 1894-1944
  10. Kazimierz Boruslawski, 1911-1944
  11. Ladislaus Britz, 1896-1944
  12. Arthur Cahn, 1902-1944
  13. Elio Cariglio, 1919-1944
  14. Franciszek Debiec, 1894-1944
  15. Moses Derczanski, 1898-1944
  16. Jakob Diamantstein, 1902-1944
  17. Antoni Draganski, 1891-1944
  18. Salomon Drechsler, 1906-1945
  19. Arnold Fisher, 1897-1944
  20. Ernst Florenthal, 1899-1944
  21. Nandor Fohl, 1896-1944
  22. Franciszek Frackowiak, 1904-1944
  23. Paul Franzos, 1915-1944
  24. Andre Friedman, 1926-1944
  25. Iwan Füredi, 1896-1944
  26. Niklaus Ganz, 1906-1944
  27. Moses Goldsztajn, 1915-1944
  28. Franz Grosz, 1903-1944
  29. Zoltan Grosz, 1897-1944
  30. Jan Gryszczynski, 1893-1944
  31. Gustav Hauschner, 1899-1944
  32. Fritz von der Heide, 1898-1944
  33. Günther Heidemann, 1913-1944
  34. Nikolaus Herschkowitz, 1901-1944
  35. Sandor Hönig, 1901-1945
  36. Hendrich Holzer, 1900-1944
  37. Mor Horowitz, 1898-1944
  38. Herbert Katz, 1897-1944
  39. Anton Jehle, 1898-1944
  40. Hugo Kaufmann, 1900-1944
  41. Imre Kaufmann, 1896-1944
  42. Jakob Keizman, 1921-1944
  43. Eugen Kepes, 1905-1944
  44. David Klein, 1906-1944
  45. Barend Koekkoek, 1910-1944
  46. Janusz Krzykowski, 1900-1944
  47. Fernand Lavergne, 1901-1944
  48. Gyula Lengyel, 1926-1944
  49. Victor Lercher, 1902-1944
  50. Josef Lewin, 1909-1944
  51. Leo Libschitz, 1912-1944
  52. Ludwig Löwenthal, 1906-1944
  53. Henri Lortnoi, 1920-1944
  54. Georges Machlis, 1906-1944
  55. Josef Majewski, 1893-1944
  56. Henri Manovitz, 1926-1944
  57. Arthur Marchotzki, 1914-1944
  58. Adolf Mark, 1903-1944
  59. Helmut Markus, 1906-1945
  60. Hermann Martin, 1906-1944
  61. David Miklin, 1914-1945
  62. Josef Misrek, 1903-1944
  63. Eugeniusz Mroz, 1908-1944
  64. Emil Müller, 1904-1944
  65. Moses Müller, 1896-1944
  66. Abraham Nomburg, 1912-1944
  67. Jakob Nowogrudsky, 1904-1944
  68. Ernst Oesterreicher, 1905-1944
  69. Hipolit Olszewski, 1897-1944
  70. Bernard Overste, 1902-1944
  71. Wladyslaw Ozimkiewicz, 1895-1944
  72. Isaac Perloff, 1899-1944
  73. Marian Perzanowski, 1922-1944
  74. Jozef Piaskowski, 1911-1944
  75. Boleslaw Polczewski, 1889-1944
  76. Ernst van Praag, 1919-1944
  77. Viktor Randwer, 1916-1944
  78. Erwin Reich, 1923-1944
  79. Leon Reich, 1919-1944
  80. Henri Renassia, 1928-1944
  81. Israel Rimer, 1896-1944
  82. Bencion Risin, 1917-1944
  83. Elias Rosenberg, 1904-1944
  84. Hermann Rosenberg, 1891-1944
  85. Nikolaus Rosenberg, 1902-1944
  86. Moses Rotstein, 1927-1944
  87. Johann Salak, 1913-1944
  88. Egon Salomonis, 1894-1945
  89. Jorgis Scherzaitis, 1895-1944
  90. Alexis Schibenko, 1897-1944
  91. Gabriel Schlank, 1904-1945
  92. Isaac Schwarz, 1919-1944
  93. Nikolaus Schwarz, 1900-1944
  94. Leizer Schwarzgor, 1915-1944
  95. Moses Seel, 1894-1944
  96. Jerzy Sierakowski, 1917-1944
  97. Tadeusz Simontis, 1895-1944
  98. Tobias Sofres, 1917-1944
  99. Angelo Sonnino, 1896-1944
  100. Wladyslaw Stachyra, 1898-1944
  101. Josef Stark, 1905-1944
  102. Jakob Stein, 1905-1944
  103. Max Steinhardt, 1896-1944
  104. Abram Sternschuss, 1923-1944
  105. Levie van Straten, 1892-1944
  106. Alexander Suaridze, 1915-1944
  107. Chaim Szwed, 1904-1944
  108. Haskel Teljatin, 1898-1944
  109. Lenok Teppe, 1924-1944
  110. Resil Tesler, 1912-1944
  111. Natale Tomesi, 1888-1944
  112. Norbejrt Tugendhat, 1898-1944
  113. Antons Ubaks, 1903-1944
  114. Simon Uhrmacher, 1902-1944
  115. Michael Umansky, 1897-1944
  116. Marcos Velleli, 1923-1944
  117. Joosep Viitra, 1898-1944
  118. Moses Vogel, 1904-1944
  119. Abram Wajnstock, 1905-1944
  120. Alfred Wald, 1903-1944
  121. Michael Weijnand, 1910-1944
  122. Salomon Weinberger, 1896-1944
  123. Lazar Weiman, 1904-1944
  124. Eugen Weishaus, 1903-1944
  125. Bertold Weiss, 1900-1944
  126. Ernö Weiss, 1924-1944
  127. Abraham Wiesenfeld, 1898-1944
  128. Abram Zilberberg, 1911-1944
Het graf van Levie en 127 andere joden.
De laatste rustplaats van Levie en 127 andere joden.

De processen
Aan het eind van de tweede wereld oorlog begonnen de processen tegen de jodenjagers. Daarin heeft Levie's vrouw Erna opgetreden als getuige. In het proces tegen Maarten Spaans en Marinus Cornelis Dusschoten heeft zij als volgt verklaard:

Vervolgens hoorden wij, verbalisanten,
Erna Alida Anna n Adriana van Roosendaal
echtgenote van L. van Staten, oud 49 jaar, employé bij
de K.L.M., wonende Heulstraat 5 te 's-Gravenhage, die
desgevraagd als volgt verklaarde:
    "Op 11 Juni 1944 vervoegden zich twee personen
aan mijn woning aan de Abrikozenstraat no. 111 alhier.
Mijn echtgenoot, die van joodse bloede was, was op dat
moment niet thuis. De twee personen maakten zich be-
kend als zijnde van de politie en wenstenmijn man te
spreken over het feit dat wij gemengd gehuwd waren en
dat wij vermoedelijk uit onze woning moesten en naar
Amsterdam moesten verhuizen. Ik deel hun mede,dat
de woning niet op onze naam stond, doch op die van mij
Moeder. Zij vroegen daarop aan mij of zij de woning
even mochten zien, hetgeen ik hun toestond. Daarop
vroegen de twee S.D.mannen aan mij of mijn echtgenoot
wel of niet een joodse ster moest dragen. Ik deelde hun
mede, dat dat niet nodig was, daar mijn man gesterli-
seerd was, waarop beide S.D.mannen vroegen of mijn man
hiervoor een bewijs had, hetgeen ik ontkennend beant-
woordde, daar dit bewijs ingeleverd bij de gemeente
Secretarie, Afdeeling Joodse Zaken, was. Een van de
twee S.D.mannen zeide daarop tegen mij, dat mijn man
hiervoor een bewijs moest hebben, aangezien iederen
joodse persoon die gesteriliseerd was dit in zijn bezit
had. Zij deelden mij daarop mede, te zullen wachten op
mijn man, dan konden zij met mijn man dit persoonsbe-
wijs gaan halen. Even daarna kwam mijn man thuis en
sprak enige tijd met de genoemde S.D.mannen.Zij zeiden daarop
tegen mijn man: "Gaat U even met ons mede, naar de
Gemeente Secretarie, dan kunnen wij daar een persoons-
bewijs voor U halen." Waarop mijn man inging. Mijn
echtgenoot is echter nimmer meer in zijn woning terug-
gekeerd. Aangezien mijn man diezelfde avond net terug
was gekeerd, ben ik de volgende dag op onderzoek uit-
gegaan, waarbij mij bleek, dat een der S.D.mannen, die
mijn echtgenoot mede had genomen, SPAANS genaamd was.
Enige dagen later kreeg ik een clandestien briefje
van mijn echtgenoot, waarin hij te kennen gaf te zijn
gearresteerd door SPAANS en thans ingesloten was in
de bewaarplaats aan het Lyceumplein. Ook stond in ge-
noemd briefje vermeld, dat mijn echtgenoot ten laste
werd gelegd dat hij in verbinding stond met onderge-
doken personen. Nadat mijn man vijf dagen aan het
Lyceumplein had gevangen gezeten, is hij overgebracht
naar het huis van Bewaring in Arnhem, waar hij ongeveer
drie weken heeft gezeten en daarna naar Westerbork is
vervoerd. Op 3 september 1944 is mijn man op transport
gesteld naar Auschwitz en na die tijd heb ik niets meer
van mijn echtgenoot vernomen, zodat ik vermoed dat hij
aldaar is overleden.
Van enige foto's van S.D.mensen die u mij toont (Wij
verbalisanten, tonen aan getuige Van ROOSENDAAL enige
foto's van S.D.mensen), herken ik twee foto's als zijnde
respectievelijk van SPAANS en DUSSCHOTEN, die op 11
Juni 1944 aan mijn woning zijn geweest en mijn echtge-
noot hebben meegenomen."
    Na voorlezing en volharding tekent zij in con-
cept,
            E.v.Straten-v.Roosendaal

Zij verklaarde hier dus dat Levie op 11 juni 1944 is opgepakt, maar in een andere verklaring in een ander proces zien we weer 11 juli.

Het antwoord van Maarten Spaans:

Betreffende de arrestatie van L. van STRATEN, waarover
in het nu door U aan mij getoonde bericht wordt gesproken
(Zie bijlage 64) kan ik mij het volgende herinneren.
Ik kreeg op een gegeven moment, wanneer dit precies was,
kan ik mij niet meer herinneren, van de Wachtcommandant
van de Documentatiedienst, opdracht een onderzoek in te
stellen naar hier ter stede, bij een zekere slager
verborgen zijnde joodse goederen. Bedoelde goederen zou-
den toebehoren aan een joodse familie PERES.
Tijdens het onderzoek, dat ik aan de woning van SLAGER
ingestelde, deelde diens vrouw mij mede, dat de hiervoor
genoemde L. van STRATEN wist waar de familie PERES
ondergedoken was en dat van STRATEN die familie verzorgde.
Naar aanleiding van die mededeling, heb ik met een col-
lega van mij, dit kan DUSSCHOTEN wel geweest zijn, van
STRATEN voornoemd gearresteerd
VAN STRATEN is toen door mij verhoord en heeft tegen-
over mij het adres waar de familie PERES in Limburg
odergedoken zat, genoemd. Naar aanleiding van de ver-
klaring van VAN STRATEN voornoemd, heb ik met meerdere
van mijn collega's een onderzoek ingesteld in het plaats-
je Grubbenvorst in Limburg, alwaar de familie PERES ver-
bleef. Wij hebben de familie PERES aldaar niet aange-
houden, doch wen een tweetal andere joodse personen.
(Wij verbalisanten merken hierbij op, dat een proces-ver-
baal opgemaakt door de politieke Recherche Afdeling van
Grubbevorst betreffende de arrestatie van de familie
PERES door ons hierbij wordt toegevoegd, als bijlage E).
(Zie in verband met de arrestatie van VAN STRATEN voor-
noemd de in dit proces-verbaal voorkomende verklaring
van E.A.A.A. van ROOSENDAAL op blz. 112).

Verderop in Maarten's verklaring verteld hij verder over de familie Perez:

Betreffende een door DUSSCHOTEN en mij ingesteld on-
derzoek naar ondergedoken joden te Grubbenvorst, kan ik
U als volgt verklaren.
Van de wachtcommandant van de Documentatiedienst ontving
ik een anoniem schrijven waarin stond vermeld, dat in
een perceel aan de Soestdijksekade alhier bij een fami-
lie SLAGER meubelen van een Turkse joodse familie PEREZ
genaamd was ondergebracht en dat deze naar ik meen
in verbinding stond met de familie PEREZ.
DUSSCHOTEN en ik hebben ons toen naar de woning van
SLAGER begeven, alwaar wij SLAGER met het feit in ken-
nis stelden. Hij erkende dat hij meubelen van de joodse
familie PEREZ in zijn woning had, waarna door ons hierop
beslag werd gelegd. SLAGER door ons naar het adres van
de familie PEREZ gevraagd, deelde ons mede, dat bedoelde
familie PEREZ in Limburg verbleef, doch dat zijn vrouw
het juiste adres wist.
SLAGER werd daarop door ons aangehouden en door DUSSCHO-
TEN overgebracht naar het Bureau van de Documentatie-
dienst alhier, terwijl ik de echtgenote van SLAGER, die
niet in de woning was, doch zich in een winkel in de
Boekhorststraat alhier bevond, aldaar aanhield en over-
bracht naar het bureau van de Documentatiedienst alhier.
In haar bezit werd aangetroffen een foto van de familie
PEREZ, alsmede een brief van de familie PEREZ, aan haar
gericht. De vrouw van SLAGER hierover gevraagd, verklaar-
de mij, de famlie PEREZ enkele malen in het dorp Grubben-
vorst in Limburg te hebben bezocht, doch niet het juiste
adres te weten. Voor het juiste adres van de familie
PEREZ gaf zij mij het adres van een zekere van STRATEN,
woonchtig in de omgeving van de Laan van Meerdervoort
alhier. VAN STRATEN werd door mij aangehouden en overge-
bracht naar het bureau van de Documentatiedienst alhier.
Aldaar verklaarde hij mij in verbinding te staan met de
familie PEREZ in Limburg en verstrekte mij het juiste
adres van de familie PEREZ.
Mevrouw SLAGER is daarop in vrijheid gesteld, terwijl
SLAGER en VAN STRATEN voorlopig werden aangehouden, tot-
dat het adres van PEREZ in Limburg door ons was onder-
zocht. DUSSCHOTEN en ik hebben daarop een onderzoek in-
gesteld op het door VAN STRATEN aan ons in Limburg ver-
Strekte adres van de familie PEREZ. Bij ons bevond zich
ook nog een kennis van DUSSCHOTEN, die voor zaken op
reis moest en DUSSCHOTEN had bezocht, om met ons mede
te mogen reizenin verband met de controle voor de ar-
beidsinzet in de treinen. Deze man was niet op de hoog-
te met het doel van onze reis en hebben wij ook overal
buiten gelaten.
aan het genoemde adres bleek de familie PEREZ niet meer
aanwezig te zijn. De bewoners van bedoeld adres verwe-
zen ons naar het daarnaast gelegen perceel, welks be-
woners met de verblijfplaats van de familie PEREZ be-
kend zouden zijn.
Wij hebben de aldaar aanwezige vrouw medegedeeld, dat
wij een boodschap voor de familie PEREZ hadden, waarna
deze vrouw ons naar het adres van de familie PEREZ
bracht.
Onze komst was reeds aangekondigd door een meisje, die
in gezelschap was van de hiervoor genoemde vrouw. Bij
bedoelde woning aangekomen, viel het ons op dat enige
mannelijk personen zich in de omgeving van de woning
ophielden. DUSSCHOTEN en ik zijn toen de woning binnen-
gegaan en troffen aldaar het echtpaar PEREZ aan. Aan-
gezien wij geheel afgesloten waren van de bewoonde we-
reld en wij door de aanwezigheid van de hiervoren ge-
noemde mannelijke personen moeilijkheden vreesden in
verband met onze veiligheid, besloten wij niet
tot arrestatie van het echtpaar PEREZ over te gaan.
Wij deelden de heer en mevrouw PEREZ mede, dat wij
uit Den Haag kwamen en hun adres door de familie SLAGER
was verraden en dat wij opdracht hadden om hen naar een
ander adres te brengen.
Op een gezegde van een der personen, dat er een onbe-
kende persoon buiten stond te wachten, zeide ik, dat
het een jodeman was, die wij ook aldaar aan een onder-
duikadres moesten helpen. Deze man was de vorengenoemde
kennis van DUSSCHOTEN en was met de aard van ons
onderzoek niet op de hoogte. Ik heb dit bovenstaande
aan de familie PEREZ gezegd, om bij de familie vertrou-
wen te wekken in verband met de positie, waarin wij ons
bevonden.
Aangezien de familie PEREZ ons niet geheel vertrouwden,
deelde zij ons mede, dat, als zij een andere verblijf-
plaats moesten zoeken, zij dit eerst met de persoon
die hen verzorgden, wilde bespreken. Toen na enige
tijd bedoelde man in de woning verscheen en de famlie
PEREZ hem het een en ander had verteld, deelde hij ons
mede, indien de familie PEREZ moest verhuizen, hij daar
wel voor zou zorgen. Daarna zijn DUSSCHOTEN en ik naar
Den Haag vertrokken en hebben onze bevindingen medege-
deeld aan de Wachtcommandant van de Documentatiedienst
alhier.
Van de inbeslagname van de joodse goederen ten huize
van SLAGER, de arrestatie van SLAGER en VAN STRATEN en
het onderzoek in Grubbenvorst is daarop door DUSSCHOTEN
en mij een bericht gemaakt voor de Sicherheitspolizei.

De familie Perez is als nog gearresteerd. Wanneer is niet geheel duidelijk, maar het zal na 10-8-1944 zijn geweest gezien één van de vele getuigenverklaringen in die zaak.

Marinus Cornelis Dusschoten heeft ook een verklaring afgelegd, maar daar staat weinig in:

Betreffende de arrestatie van L. van STRATEN, waarover
in het nu door U aan mij getoonde bericht wordt ge-
sproken (zie bijlage 64), welke arrestatie wij blijkens
dat bericht hebben uitgevoerd in een perceel aan de
Abrikozenstraat alhier, kan ik U als volgt verklaren.
Ik kan mij herinneren, dat SPAANS en ik destijds een
joodse man hebben aangehouden in een perceel aan de
Abrikozenstraat alhier. Wat de aanleiding tot die ar-
restatie is geweest en van wie wij daartoe opdracht
hebben gekregen weet ik niet meer.
(Zie in verband met het voorstaande de in dit proces-
verbaal op blz. 112 voorkomende verklaring van
E.A.A.A. van ROOSENDAAL).

Bij de arrestatie van de famile Perez in Grubbevorst verklaart Dusschoten enige tijd voor dit voorval een auto-ongeluk heeft gehad, waarbij hij een schedelbasisfractuur heeft opgelopen, waardoor hij zich dit geval niet zo goed meer weet te herinneren.

Erna getuigt ook tegen Franz Fischer:

    Erna Alida Anna Adriana van Roosendaal,
gehuwd met L. van Straten, oud 48 jaar,
van beroep ambtenaresse en wonende
Abrikozenstraat 111 / Heulstraat 5 te 's-Gravanhage, die als
volgt verklaarde:
    Mijn echtgenoot L. van Straten,
die van voljoodse bloede is, is op 11 Juli
1944 in mijn woning, destijds gelegen
in perceel Abrikozenstraat 111 te 's-Graven-
hage door een beambte van de
Sicherheits Dienst gearresteerd en over-
gebracht naar de arrestantenbewaar-
plaats gelegen aan het Lyceumplein
alhier.
    In Augustus 1944, heb ik me
tot Fischer gewend, die destijds in
Velp zijn bureau gevestigd had.
    Ik heb hem verzocht, om mijn
echtgenoot in vrijheid te stellen.
    Fischer antwoordde mij; Uw man
wordt niet vrijgelaten, doch naar
Auschwitz gedeporteerd.
    Hij las mij een verklaring van
mijn echtgenoot voor, waarin hij,
volgens Fischer, verklaarde dat hij in
verbinding met Joodse onderduikers
had gestaan en hen van levensmid-
delenkaarten had voorzien.
    Nadat hij verklaard had dat mijn
man niet vrijgelaten zou worden
bood hij mij een betrekking op zijn
bureau aan, hetgeen ik weigerde.
    Mijn echtgenoot is via het Huis
van Bewaring te Arnhem naar
Westerbork overgebracht en hij is
op 3 september 1944 naar Auschwitz
gedeporteerd.
    Hij is tot op heden nog niet
teruggekeerd.
    Na voorlezen volhardt en
tekent zij.
            EvStraten v Roosendaal

Franz Fischer weet zich weinig meer te herinneren:

Betreffende de verklaring van E.A.A.A. van
Roosendaal die u mij voorleest, (wij verbalisanten lezen
verdachte deze verklaring voor) kan ik verklaren dat dit
geval mij niet bekend is. Het is mogelijk dat van
Straten gearresteerd is. Indien deze van Stratengemengd
gehuwd was, en wegens een overtreding tegen de Joden-
verordening gearresteerd was, is het mogelijk,
dat ik tegen de vrouw gezegd heb, dat haar man naar
Auschwitz gedeporteerd zou worden, daar ik wist,
waar de Joden die in 1944 gedeporteerd werden, naar toe gingen.
Ik ontken, dat ik de vrouw een betrekking op mijn bu-
reau aangeboden heb. Ik had namelijk niets met de aanstel-
ling van personeel te maken, dit ging over de perso-
neel Abteilung des B.d.S.

Frans Fischer is geconfronteerd met nabestaanden en overlevenden. Erna stond boven aan die lijst. Er staat helaas niet vermeld wat er uit die confrontatie is gekomen.

Er is een verklaring afgelegd door Ferdinand aus der Fünten over een soort rechtbank in Westerbork opgericht voor een speciale groep Joden, waaronder ook Levie viel. Of hij hier ook echt voor verschenen is, is nog niet duidelijk, maar waarschijnlijk wel, daar zijn profiel er aan voldoet. Ferdinand's verklaring, waarbij enkele namen zijn weggelaten, daar niet bekend is of zij overleden zijn:

    Betreffende de rechtbank, zitting hebbende
in het kamp "Westerbork", kan ik U het volgende
mededelen:
    Ongeveer Augustus 1944 waren er in
het kamp "Westerbork" een groot aantal
gemengd gehuwde Joden als strafgevallen
ondergebracht.
    Ik kreeg van ... de opdracht om
met Fischer en fraulein ... naar
Westerbork te gaan om de bovengenoemde
strafgevallen nog eens te toetsen aan door
hem vastgestelde regels die door de B.d.S.
getekend waren.
    Ik heb toen met de lagercommandant
Gemmeke en bovengenoemde personen een
soort rechtbank gevormd.
    Ongeveer honderd personen zijn voor
die rechtbank verschenen.
    Deze personen moesten volgens de
wetten en verordeningen allen op straftransport
gesteld worden. Op grond van bovenbedoelde
richtlijnen konden wij 60 à 70 personen
vrijstellen van het transport, deze zijn later
in vrijheid gesteld.

De speurtocht
Na de oorlog begon de speurtocht naar Levie. In augustus 1947 is een zestal mensen aangeschreven door het Rode Kruis, die op hetzelfde transport naar Auschwitz zaten als Levie. Niemand heeft echter nadere informatie kunnen verschaffen over zijn lot.

In 1948 kreeg zijn vrouw een brief van het Rode Kruis, waarin vermeld stond dat men nog geen verklaring van overlijden konden uitreiken, daar men eigenlijk niets wist omtrent de details daarvan. Hoe lang zij in onduidelijkheid heeft geleefd valt slechts te raden.

Op herdenkingsdag 2008, anderhalf jaar na het overlijden van zijn zoon Ernst en 33 jaar na het overlijden van z'n vrouw, werd duidelijk wat het lot was van Levie. Hierin kwam duidelijkheid doordat er een gedenkboek werd gemaakt over het kamp Hailfingen, waarbij de onderzoekers op deze site terecht kwamen. Toen bleek dat hij niet rond 21 à 30 april 1945 was overleden, maar al op 14-12-1944.

Met dank aan: Volker Mall en Harald Roth, schrijvers van het boek "Jeder Mensch hat einen Namen". Zij waren het, die licht in de duisternis verschaften omtrent het einde van Levie's leven. Het boek bevat trouwens een groot deel van deze pagina. Doordat er op deze pagina een fout stond, is de trouwdatum die in het boek genoemd wordt trouwens niet juist.

Foto van Levie van Straten met viool in z'n jonge jaren.

Levie van Straten met z'n viool. Vermoedelijk is hij hier tussen de 20 en 30 jaar oud.

Foto van het monsterboekje van Levie van Straten.

Het monsterboekje van Levie van Straten, afgegeven te Rotterdam op 22-12-1937.

Foto van de overlijdensregistratie van Levie van Straten.

De overlijdensregistratie van Levie van Straten. Opgemaakt op 15-12-1944.